het gezin Friedheim in Hollandsche Rading, 1942

Levensverhaal
Spoorlaan 57
Hollandsche Rading,

hier woonden

Franz Theodor Friedheim, geboren Hamburg 29-6-1882 - vermoord 30-04-1943 Sobibor

Johanna Friedheim - Maass, geboren Borgholzhausen 4-5-1891 - vermoord 30-04-1943 Sobibor

Franz Friedheim (1882) en Johanna Friedheim-Maass (1891) waren Duits-Joodse vluchtelingen. Tot hun vlucht woonden zij in Essen met hun twee kinderen, Hans (1918) en Marlies (1920). Omdat zij daar al generaties lang woonden was Duitsland hun vaderland. Franz had een goede baan in een grote meubelzaak en het gezin leefde in een rustige buitenwijk in een huis van twee verdiepingen met een grote tuin waar altijd veel buurkinderen kwamen spelen. Zij waren liberaal joods, merkten niets van antisemitisme en gingen nauwelijks om met andere Joden omdat die niet in hun buurt woonden. Naar de synagoge gingen ze alleen op de hoge feestdagen. Dit veranderde echter allemaal nadat in 1933 de nazi’s aan de macht kwamen en de anti-joodse sentimenten in Duitsland toenamen. Allerlei maatregelen werden van kracht zoals een verbod voor Joden om in restaurants te eten. Vanwege hun Joods zijn werden de kinderen van school gestuurd en op een dag werd zoon Hans in elkaar geslagen. In 1934 besloten zij dat voor hen de tijd gekomen was Duitsland te verlaten. Een deel van de familie was eerder al geëmigreerd naar Palestina en Argentinië, maar Franz en Johanna wilden dichter bij hun vaderland blijven. Franz vond een zakenpartner om samen een deken- en spreienfabriek te beginnen aan de Kerkstraat in Amsterdam. In 1935 ging hij in Hilversum wonen en een jaar later kon het hele gezin gaan wonen in Hollandsche Rading, Spoorlaan 57. Enkele jaren daarna kwam naast hen op nummer 59, de familie Jansen wonen met wie zij een goede band kregen. Na de duitse inval in 1940 kreeg het gezin Friedheim opnieuw te maken met anti-joodse maatregelen. Vader Franz moest zich terugtrekken uit zijn Amsterdamse zaak en Hans en Marlies kregen het advies op een boerderij te gaan werken om beschermd te zijn tegen deportatie. Hans vond werk op de boerderij van de familie Griffioen aan de Graaf Floris V Weg in Hollandsche Rading en Marlies bij boer Hennipman, ook in Hollandsche Rading. In juli1942 kregen zij echter toch de oproep om zich te melden “ voor werk in Duitsland onder politietoezicht “. Vanaf station Maliebaan in Utrecht werden zij naar kamp Westerbork getransporteerd. Buurman Hans Jansen kwam hen te hulp en wist het voor elkaar te krijgen dat zij na twee weken toch weer vrij kwamen. Hij regelde verklaringen van de boeren Griffioen en Hennipman waarin stond dat Hans en Marlies onmisbaar waren op beide boerenbedrijven omdat Griffioen deels verlamd was en de vrouw van Hennipman niet kon werken door een nierziekte. Hans en Marlies kregen een vrijgeleide uit Westerbork en keerden terug naar Hollandsche Rading. In september werden zij echter gedwongen met hun ouders naar Amsterdam te verhuizen. Op de Nicolaas Witsenkade 36 leefden zij met zijn vieren op één kamer bij een joodse vrouw in een buurt waar ook veel andere joodse mensen woonden. Regelmatig waren er razzia’s en zij hadden continu hun rugzakken klaarstaan. Boodschappen doen was lastig omdat je als Jood pas na 5 uur in de winkels mocht komen en dan bijna alles al was uitverkocht. De kinderen Hans en Marlies besloten onder te duiken en kregen opnieuw hulp van Hans Jansen. Zoon Hans vond onderdak bij mej. Corrie du Fijan, zijn voormalige lerares Engels aan het Gymnasium Hilversum en haar huisgenote Sophie Blommers. Dochter Marlies vond een onderduikadres in Rotterdam bij Pim Roest en Riet van der Vaart en hun twee kleine kinderen. Na de oorlog vertelt Marlies dat ook voor haar ouders onderduikadressen en valse papieren waren geregeld maar dat zij niet wilden onderduiken omdat zoals haar moeder zei:   ” als alle Joden weg moeten, dan ga ik ook “.

Franz en Johanna Friedheim-Maass werden op 6 maart 1943 vanuit Amsterdam naar Westerbork gedeporteerd. Hun namen staan op een transportlijst van de trein die op 27 april 1943 uit Westerbork is vertrokken naar het vernietigingskamp Sobibor in Polen. Alle 1205 mensen op deze transportlijst zijn om het leven gekomen. Na drie dagen in een goederenwagon zonder voorzieningen, zijn zij direct na aankomst in Sobibor op 30 april 1943 in de gaskamers vermoord.

Zoon Hans heeft na de oorlog de zaak van zijn vader voortgezet, is in 1949 getrouwd en heeft vier kinderen gekregen, een zoon en drie dochters. Met hen hebben wij contact kunnen leggen. Het gezin ging op vier mei altijd naar de dodenherdenking, maar vader Hans liet ten overstaan van zijn kinderen heel weinig los over zijn leven in de oorlog. Hij heeft altijd contact gehouden met de familie Jansen, de familie Griffioen en zijn onderduikgeefsters. In 2006 is hij overleden. Dochter Marlies is naar Australië geëmigreerd en is daar vorig jaar kort na haar honderdste verjaardag overleden. 

ET

1 september 2021, legging van de struikelstenen

Deze en alle volgende foto’s : Donald Noorhoff

Nabestaande houdt toespraak

Burgemeester Potters

Rabbijn

Chazan